- Opleidingsaanbod
- Planeconomie & Vastgoedrecht
- Duurzame gebiedsontwikkeling
- Bodem
- Asset Management Gemeentelijk Vastgoed
- Woningcorporaties
- Incompany Trainingen
- Losse masterclasses
- Nieuws
- Scobe Academy
- Contact en route
Bodem
Microplastics in de bodem: Australisch onderzoek naar regenwormen
maandag 4 september 2023
Op 6 juli heeft Staatsecretaris Heijnen een brief naar de kamer gestuurd over verschillende bodemonderwerpen. Een van de onderwerpen is microplastics. Daarover heeft het RIVM begin dit jaar een rapport laten verschijnen. Over de kennis lacunes als het gaat over microplastics. Daaruit komt o.a. naar voren dat de bodem mogelijk het milieucompartiment is, waarin de meeste microplastics zich bevinden.
Om hier meer over te weten vonden er de afgelopen jaren verschillende onderzoeken plaats naar de verspreiding van microplastics door wormen (Rillig et al., 2017; Yu et al., 2019). Hier geven we kort het resultaat van een Australisch onderzoek weer dat in juli van dit jaar verscheen. Daaruit blijkt dat de gevolgen van microplastics niet voor alle wormen hetzelfde is.
Polyethyleen (23,6%) was de belangrijkste bron van microplasticverontreiniging in bodems die verrijkt zijn met biovaste stoffen, terwijl polyethyleentereftalaat (41,6%) de hoogste concentratie vertoonde. In het experiment is de concentratie van polyethyleen, microplastistics en biovaste stof ten opzichte van de basis landbouwgrond verder onderzocht. Onderwerp van onderzoek waren de regenworm soorten Eisenia Fetida (mestworm) en Amynthas Gracilis (de ringworm). De concentratie van polyethyleen vertoonden geen enkel significant effect op het overlevingspercentage van regenwormen (93-99%). De toepassing van biovaste stoffen verminderde echter wel de overlevingskans van de regenworm Eisenia Fetida (81%), maar vertoonde geen significant effect op Amynthas Gracilis (93%). De toevoeging van biovaste stof verminderde ook de groeisnelheid van regenwormen: er is meer effect op de Eisenia Fetida dan op Amynthas Gracilis, terwijl er geen significante verschillen waren tussen controlebehandelingen en behandelingen met microplastics. De afname van de microplastic-concentratie op regenwormen, vergeleken met de aanvankelijke microplastic-concentraties in de bodem, gaf aan dat de onderzochte soort microplastic niet bioaccumuleerde tijdens het blootstellingsexperiment.
Wat dit onderzoek ook weer laat zien is dat het meten van (de gevolgen van) microplastics nog niet zo eenvoudig is. De resultaten pakken voor verschillende dieren verschillend uit. Dit onderschrijft ook één van de vragen die de RIVM heeft. We kunnen het eigenlijk niet meten.