Grotere gemeentelijke verantwoordelijkheid onder de Omgevingswet

maandag 6 juni 2016

Alle bestemmingsplannen en beheersverordeningen gaan op in het omgevingsplan bij inwerkingtreding van de Omgevingswet. Het omgevingsplan kent echter een veel bredere reikwijdte. In zo’n plan kunnen alle gemeentelijke regels over activiteiten die gevolgen kunnen hebben voor de fysieke leefomgeving worden opgenomen.[1]

De fysieke leefomgeving omvat bodem, water, lucht, bouwwerken, infrastructuur, erfgoed, natuur en landschap. Daarnaast worden ook gevolgen voor de mens, voor zover deze wordt of kan worden beïnvloed door of via de onderdelen van de fysieke leefomgeving, als gevolgen voor de fysieke leefomgeving aangemerkt.[2] Voor alle regels geldt dat deze (met het oog op een duurzame ontwikkeling, de bewoonbaarheid van het land en de bescherming en verbetering van het leefmilieu) gericht moeten zijn op het in onderlinge samenhang:

a. bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit, en

b. doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke behoeften.’[3]

Het omgevingsplan moet in ieder geval voor het gehele grondgebied van de gemeente ‘een evenwichtige toedeling van functies aan locaties’ bevatten, alsmede andere regels die met het oog daarop nodig zijn.[4] De omschrijving ‘toedeling van functies’ wordt gehanteerd als opvolger van het oude vertrouwde begrip ‘bestemming’. De regering wil hiermee onderstrepen dat een omgevingsplan meer is dan een bestemmingsplan. Dat maakt het ook logisch dat het begrip ‘een goede ruimtelijke ordening’ niet is opgenomen in de wet. In de memorie van toelichting is aangegeven dat dit begrip wel mede begrepen is onder een ‘evenwichtige toedeling van functies’.[5] Ruimtelijk ordenaars hoeven dus niet vrezen dat met het omgevingsplan de goede ruimtelijke ordening is verdwenen. Dankzij deze begripsverbreding hoeft de gemeenteraad zich niet langer het hoofd te breken of een bepaalde regel mede met het oog op een goede ruimtelijke ordening gesteld wordt. Regels over bijvoorbeeld milieuaspecten kunnen zo makkelijker een plaats krijgen in het plan. Al met al biedt de verbrede reikwijdte goede mogelijkheden om regels op het terrein van de fysieke leefomgeving per locatie te integreren en op elkaar af te stemmen. Dat lijkt een belangrijk winstpunt.

Onder de nieuwe Omgevingswet gaat het Rijk een aantal zaken niet meer regelen of krijgt de gemeente een grotere medeverantwoordelijkheid. Enkele daarvan zijn:

  • Grondexploitatie en woningbouwcategorieën
  • Grondwater, watersysteem, riolering, hemel- en afvalwater
  • Ontgrondingen
  • Bescherming van het milieu (straks ook geluid en bodem)
  • Aanwijzing gemeentelijke monumenten
  • Aanwijzing beschermd stadsgezicht

De gemeente kan of moet die in het omgevingsplan gaan regelen. Er is dus werk aan de winkel.

 

  • [1] Art. 2.4 en art. 4.1 lid 1 Omgevingswet.
  • [2] Art. 1.2 lid 4 Omgevingswet.
  • [3] Art. 1.3 Omgevingswet.
  • [4] Art. 4.2 lid 1 Omgevingswet.
  • [5] Kamerstukken II 2014/15, 33 962, nr. 3 (MvT Omgevingswet), p. 52 en vooral p.139.