Bodem

Aandachtspunten brief Water en Bodem Sturend

donderdag 2 februari 2023

“De tijd van vrijblijvendheid is voorbij”, zei de Deltacommissaris Peter Glas bij de aanbieding Deltaprogramma 2023. Deze insteek heeft nu ook de regering, die in november 2022 de brief “Water en bodem sturend” naar de Tweede Kamer stuurde. Op 27 maart bespreekt de Tweede kamer deze belangrijke beleidsbrief in een Notaoverleg. In de schriftelijke voorbereiding voor dit overleg hebben de fracties veel vragen gesteld. Maar ook diverse organisaties hebben bij deze brief hun punten van kritiek of aandachtspunten.

Een eerste punt van aandacht is de relatie tussen de woningbouw-bodemdaling. Eén van de aanbevelingen van de minister is namelijk “beperk en borg kosten grondwater onder- en overlast via de levenscyclusbenadering in bodemdalingsgevoelig stedelijk gebied.” De manier waarop dat zal gebeuren, is echter onduidelijk. Het is terecht dat de ministers hier aandacht voor vragen. Als water en bodem sturend het uitgangspunt wordt, is het zeker gewenst dat bij de woningbouw in relatie tot bodemdaling wordt gekeken naar de lange termijn en naar kosteneffectieve technieken met een lange levenscyclus van woningen. In het achterliggende rapport Grondwater: onzichtbaar en onmisbaar wordt gepleit om een Total Cost of Ownership (TCO) op te nemen in de grondexploitatie; nu wordt alleen de investering opgenomen. In de praktijk wordt hier overigens al wel vaak met de eisen van beheer rekening gehouden; van een TCO is geen sprake, omdat dit niet mag van de accountant en zijn toezichthouder vanuit het Rijk (de zogenaamde commissie BBV). Ook het Nationaal Kennisprogramma Bodemdaling komt met het voorstel dat initiatiefnemers van nieuwbouwprojecten de negatieve lange-termijn effecten voor hun rekening nemen. Kortom: uniforme regels voor bouwrijp maken ontbreken (nog), maar de bespreking van deze Kamerbrief is hopelijk een katalysator voor het snel opstellen van deze regels.

Verder geeft het kabinet  in de beleidsbrief aan dat gemeenten op “verstandige locaties” mogen bouwen. Met deze keuze sluit de minister dus bepaalde gebieden uit. Zo komt geen bebouwing meer in de uiterwaarden van gebieden, die vallen onder de beleidslijn Grote Rivieren. Zo’n besluit heeft nogal wat gevolgen voor de bouwopgaven voor de gemeenten, die aan rivieren liggen. Aan de rivieren worden vaak dure woningen gebouwd, waar inwoners van deze gemeenten kunnen doorstromen.

Een derde punt van aandacht is het gebrek bij gemeenten of waterschappen aan kennis van sommige expertises. Een voorbeeld van zo’n kennishiaat is dat bij sommige gebieden langs rivieren in Nederland de relatie tussen lage rivierwaterstanden en grondwaterstanden nog onvoldoende onderzocht is. Het is bekend dat lage rivierstanden indirect bodemdaling kan veroorzaken. De vraag is echter of extreem lage rivierwaterstanden gevolgen (kunnen) hebben voor de grondwaterstanden in de omringende bebouwde gebieden.

Het eigenaarschap van gevolgen voor bodemdaling is eveneens een kennisleemte: wie is er verantwoordelijk voor de schade als de openbare ruimte niet op tijd wordt opgehoogd of wanneer de publieke ruimte wel wordt opgehoogd, maar een tuin bij een koopwoning niet?

Ook andere aandachtspunten worden in de commentaren op de beleidsbrief genoemd. Dit zijn voorbeeld:
- een grotere betrokkenheid van de waterbeheerders, zoals Waterschappen, in de verdere uitwerking en toepassing door de provincies in de gebiedsprocessen.
- bij de uitwerking van het juridisch instrumentarium moet zeker rekening worden gehouden met de nieuwe Omgevingswet.

De brief van de minister over “Water en Bodem Sturend” komt in een turbulente tijd van de aanpak van de vermindering van het stikstofbeleid en de uitvoering van de Nationale Woon- en Bouwagenda. Deze afzonderlijk uitgebrachte regeringsvoornemens vragen om een integrale uitvoeringsstrategie op in een gebiedsgerichte aanpak in ieder geval ook op lokaal en regionaal niveau.