Bodem

2 maanden na de invoering van de Omgevingswet: zicht op de eerste knelpunten

dinsdag 5 maart 2024

De invoering van de Omgevingswet brengt voor veel sectoren veranderingen met zich mee. Dit pakt in sommige gevallen nog niet helemaal goed uit. We vroegen Bert Baan van TTE Consultants hoe hij kijkt naar de recente ontwikkelingen op het gebied van bodem en wat er volgens hem nog aangepast moet worden.

Vertaling milieuverordening

“Het eerste dat in mij opkomt is de vertaling van de provinciale milieuverordeningen naar de omgevingsplannen van de gemeentes. Er is een beleidsvacuüm ontstaan bij niet genormeerde stoffen, waaronder PFAS. Een issue dat daarin speelt is dat provincies in hun voorschriften ten aanzien van de signaleringsparameters voor de beoordeling van een grondwatersanering verwijzen naar bijlage Vd van het BKL. Daarin zijn echter geen waarden opgenomen voor PFAS. Juist verontreinigingen met PFAS worden momenteel druk onderzocht. Er gelden alleen geen signaleringswaarden voor.  Valt men terug op de INEV (onder Wbb), of hanteert men nog de eigen lokale interventiewaarden, zoals onder de Wbb de gemeenten Alkmaar, Amsterdam, Dordrecht, Helmond en Zaanstad en de provincies Noord-Holland en Utrecht hebben vastgesteld?

Zorgplicht Wbb?

Een tweede punt is de beoordeling of een verontreiniging met PFAS onder zorgplicht Wbb artikel 13 valt (en daarmee overgangsrecht) of dat zorgplicht volgens art 13 Wbb niet van toepassing is en men toch is aangewezen op de Omgevingswet.

Afdeling 19,2a

Dan afdeling 19.2a (toevalsvondst bodemverontreiniging). Dit artikel zou ook als vangnet dienen voor nieuwe verontreinigingsgevallen (tussen 1-1-1987 en 1-1-2024), die niet onder zorgplicht art 13 Wbb vallen. Die vangnetfunctie is echter niet opgenomen in de wet. Dit moet nog gerepareerd worden – het was namelijk wel de bedoeling van de schrijvers van de Omgevingswet.

Dat laatste is zaak dat dat snel gebeurt, anders kun je bij de beoordeling van dergelijke verontreinigingen getouwtrek krijgen tussen verschillende bevoegde gezagen: stel dat ik ervan uit ga dat een geval onder “toevalsvondst” valt en met de gemeente afspreek wat het saneringsdoel moet zijn (volgens OW/BAL paragraaf 4.121) en vervolgens komt de provincie de bevoegdheid over de sanering opeisen. Dan ontstaan vervelende discussies.

Enfin, we zijn er nog niet met de Omgevingswet.”